Met terugwerkende kracht schrijf ik over iets wat ik meemaakte op zondagmiddag 6 maart 2011. Het is nu zaterdagmiddag 19 maart 2011, maar ik herinner me het nog heel goed.
Het was een mooie middag. De zon scheen prachtig buiten. Ik verlangde ernaar om die zon te voelen. Om de buitenlucht in te ademen. Ik stelde aan mijn man voor om een rondje te gaan lopen. Ik dacht dat wel te kunnen. Een rondje lopen kon toch niet zo moeilijk zijn?
Hij aarzelde. Ik begreep het. We beginnen maar met een paar stapjes in de tuin.
Hij deed de schuifpui open. Die is te zwaar voor mij. Die was sowieso al wel zwaar voor mij. Je moet de juiste manier kennen waarop je dat ding open kunt laten schuiven. En die manier ken ik. Maar ook die manier is nu te zwaar.
Ik deed mijn zwarte laarsjes aan en mijn grote, dikke winterjas. Ik deed een paar stappen op de tegels. Het had een bizarre impact op me. Ik voelde mijn instabiliteit, dat ik wat bibberig op mijn benen stond. Maar ik was buiten. Buiten, in de tuin.
Als de dagen weer wat lichter en warmer worden lijkt het alsof de hele buurt tot leven komt. Volwassenen gaan opeens weer in muren boren, ramen lappen of de straat schoonspuiten. Kinderen gaan voetballen, roepen naar elkaar en rennen langs het raam. Een paar jongetjes probeerden ons naar de deur te lokken door belletje te lellen.
Er waren die middag dus veel geluiden. Geluiden die bij mij hard binnenkwamen. Dat maakte het al wat zwaar. Maar ook de manier waarop ik keek was anders. De kleinste details vielen me op. Dingen die gewoon en nietszeggend waren voor ik ziek werd waren nu groots en wonderlijk. Mooi en bijzonder. Het leek alsof ik een spons was en alles absorbeerde wat ik maar tegenkwam. Elk stofje. Elk molecuul. Elk atoom. Alles wat er was. Het was sensationeel. En daardoor heel ingrijpend.
Ik voelde dat ik razendsnel het limiet van mijn vermogen naderde. Binnen enkele seconden.
Bijna verdwaasd raakte ik voorzichtig wat onkruid aan. Met de punt van mijn schoen. Dacht ik in een flits dat de vetbol over de datum was. De vetbol die aan de voederplank hing. Ik weet eigenlijk niet of dat bestaat in de vogelwereld. Dat eten over de datum gaat. Nooit over nagedacht. Het zal vast wel.
Details die ik eerder niet zag vlogen nu op me af. Alsof er continu bliksem insloeg. Alles was bijzonder. De grootte van een kiezelsteentje. De kleur van een willekeurig blad.
Ik was moe. Ging weer naar binnen. Een grote stoel stond vlak naast de schuifpui. Ik ging zitten. Kon niets meer. Alleen maar versuft voor me uit kijken.
Na ongeveer een kwartier kwam ik een beetje bij. En toen stroomden er stilletjes tranen over mijn wangen.