Trap

Mama is boven. Ze vouwt de was op. Loulou is beneden. Zij is een puzzel aan het maken. Toen mama naar boven ging, zei ze tegen Loulou: ‘Ik ga even naar boven. Blijf jij maar hier. Speel maar lekker verder.’ Maar Loulou is gestopt met spelen. Zij vindt de puzzel niet meer leuk. Ze zucht en kijkt naar de trap waarop mama naar boven is gegaan. Langzaam loopt ze naar de trap toe. Ze doet haar mond open om naar mama te roepen maar blijft dan opeens verbaasd naar de trap kijken. Er is een gezichtje op de trap gekomen! ‘Hallo Loulou’, zegt de trap met zware stem, ‘wil jij misschien met mij spelen?’ ‘Eh… eh…’ Loulou weet eigenlijk niet wat ze moet zeggen. Maar dan zegt ze dapper: ‘Dat is goed.’ ‘Kan jij al een beetje springen?’ vraagt de trap. ‘Ja’, zegt Loulou. ‘Goed zo’, zegt de trap, ‘dan gaan mijn treetjes voor jou op de grond liggen en mag jij overspringen.’ Nadat de trap dat gezegd heeft komen opeens alle treetjes naar beneden en gaan ze voor Loulou op de grond liggen. Nu kan Loulou van de ene tree naar de andere tree springen. Loulou en de treetjes spelen zo een tijdje samen. Maar dan schrikt Loulou. Ze tuimelt bijna van een treetje af. ‘Gaat het goed met je puzzel, Loulou?!’ Mama roept! Wat zou mama ervan vinden? Als ze de treetjes zo zou zien? Gelukkig lijken de treetjes mama ook gehoord te hebben. Ze vliegen allemaal weer terug naar hun plek. Daar is de gewone trap weer! Net als de trap weer terug is ziet Loulou mama aankomen. Ze loopt naar beneden en blijft onderaan de trap staan. ‘Heb je lekker gespeeld?’ vraagt ze. ‘Eh…’, Loulou stottert een beetje, ‘ja.’ ‘Mooi’, zegt mama, ‘ik ben klaar met de was. Nu ga ik een kopje thee zetten.’ Loulou staat nog steeds naar de trap te kijken. Ze ziet nog net dat de trap haar achter mama’s rug om snel een knipoogje geeft.