Hopjesland

Er was eens een land dat Hopjesland genoemd werd. In Hopjesland woonden Hopjesmensen. Deze Hopjesmensen zagen eruit als bruine, vierkante blokken met armen en benen eraan en een hoofd erop. In Hopjesland was er een Hopjeskoning en een Hopjeskoningin. Deze Hopjeskoning en Hopjeskoningin regeerden Hopjesland, samen met tien andere Hopjesmensen. Elke Hopjesdag, om negen uur in de ochtend, was er het Hopjesregeringsritueel. In het Hopjespaleis was er een speciale kamer, met een heel groot raam, aan de kant van het Hopjesmensenplein. Om klokslag negen uur schoven, langzaam en statig, de gordijnen open van dit raam en zaten de tien Hopjesmensen van de regering daar kaarsrecht en parmantig door het glas heen te kijken naar het land dat zij regeerden. Dit dagelijkse evenement trok altijd veel bekijks omdat het ritueel zo imponerend was. Hopjesmannetjes en Hopjesvrouwtjes lieten dan hun oh’s en ah’s horen, om vervolgens – diep onder de indruk – naar hun eigen werk te gaan. Het meest onder de indruk waren ze altijd van de helderblauwe overhemden die deze Hopjesmensen droegen; die zo prachtig glansden in het frisse zonlicht van de nieuwe dag en waar nooit een kreukel in te bespeuren was. Niemand droeg zijn overhemden zo mooi als deze regerende Hopjesmensen. Op een dag gingen de gordijnen weer open van het grote Hopjespaleisraam. De tien regerende Hopjesmensen keken weer zo trots als men iedere dag van hen gewend was, maar dit keer kon het hun publiek maar moeilijk imponeren. De blauwe overhemden glansden niet meer! En de tien Hopjesmensen droegen ze schots en scheef; ze waren volledig verfomfaaid! Het rare was dat de tien regerende Hopjesmensen dit zelf niet door leken te hebben. Ze waren het al te veel gewend geraakt dat iedereen altijd maar hun oh’s en ah’s liet horen en waren in hun hopjeshoofd gaan denken dat dit altijd zo bij het regeren van Hopjesland zou blijven. Het maakte voor hen niet echt meer uit of hun overhemden mooi waren. Het moest vanzelfsprekend zijn dat de toekijkende Hopjesmensen iedere keer weer opnieuw onder de indruk zouden raken van hun Hopjesregeringsritueel. De Hopjesmannetjes en Hopjesvrouwtjes op het plein waren echter allang niet meer bezig met de statigheid en parmantigheid van de tien regerende Hopjesmensen. In hun hoofd borrelde opeens de vraag omhoog: wie zorgt er eigenlijk voor die mooie, ongekreukelde helderblauwe overhemden?! Ze begrepen opeens dat er van die tien regerende Hopjesmensen nog maar weinig over zou blijven wanneer ze niet hun mooie helderblauwe overhemden zouden dragen. En toen werd het een hoppend gekkenhuis. Alle Hopjesjournalisten doken op dit nieuwe, interessante hopjesvraagstuk. En al snel ontdekten ze dat het om een heel gewone Hopjesman ging. Een lieve en nette Hopjesman die toevallig die dag ziek bleek te zijn. Hij stond iedere dag vroeg op om al die overhemden te strijken en te zorgen dat de tien regerende Hopjesmensen elke dag, glanzend en ongekreukt, voor het Hopjesvolk konden verschijnen. De tien regerende Hopjesmensen dachten daar niet meer aan. Maar het gewone Hopjesvolk kende nu eindelijk het geheim achter de mooie, ongekreukelde helderblauwe hopjesoverhemden.

Double-out

Vorige week maakte ik telefonisch een afspraak bij mijn nieuwe tandarts. Vroeg de assistente: ‘Welke zorgverzekeraar heb je?’ Wist ik het opeens niet meer! Dus zei ik toen maar: ‘Het spijt me, maar ik weet het even niet. Ik heb een burn-out en nu blijkbaar ook nog een black-out’.

Beter

Als ik beter ben, dan… koop ik een fiets! Een echte fiets; misschien een opoefiets. Eentje in een fel kleurtje en waarop ik goed rechtop kan zitten. Want dan ga ik de grote wereld in en moet ik alles kunnen zien! Dan rijd ik naar de drogist, de supermarkt, de kapper, de trambaan, een weiland, een boom bomvol bladeren, een flatgebouw, een viaduct en uiteindelijk helemaal naar de andere kant van de wereld… Je zult het zien: op een dag rijd ik naar het dorp hiernaast en zal ik dit ’s avonds aan mijn man vertellen op een manier alsof ik naar Amerika ben geweest, heen en terug, en dat op een en dezelfde dag! Ja, dan wordt het leven een groot avontuur… En kan ik zomaar de wereld intrekken en allemaal kleuren zien, geuren opsnuiven, allerlei geluiden horen (zonder dat het pijn doet) en leuke vormen opzoeken: van een kubus tot een rechthoekige streep van een van onze Nederlandse zebrapaden. Ja zeg, dat is nog eens leven!

Training

‘Oké, Talihah’, roept Aleandro, ‘houd je schrap, de volgende training gaat beginnen!’ Talihah gaat klaar staan, houdt haar floret stevig vast en wacht met een licht gespannen blik op wat er komen gaat. Al snel zet Aleandro de aanval in. Kalm en gecontroleerd komt hij op haar af. Ze hoort de woorden aan die hij uitspreekt: ‘Hé Talihah, wat doe jij hier eigenlijk? Wie denk je wel dat je bent om deel te nemen aan het leven? Er is niemand die om jou geeft. Je had al lang dood moeten zijn!’ Talihah voelt het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Versuft en duizelig probeert ze op een verdediging te komen. Aleandro weet precies haar zwakke plekken naar boven te halen. Hij kent de verborgen angsten die ze heeft. Ze weet dat hij dit doet om haar te leren deze aanvallen af te weren. Omdat ze anders niet deel kan nemen aan de strijd. Bij Aleandro kan ze nog oefenen, elders heeft ze daar niet de mogelijkheid voor. Talihah fluistert de woorden uit Jeremia 31 vers 3: ‘Ik heb je altijd liefgehad en mijn liefde zal je altijd vergezellen.’¹ Ze is echter al te laat. Een aanval vraagt nu eenmaal om directe verdediging. Het is een kwestie van seconden. Aleandro had haar romp al meerdere keren kunnen raken. Ze weet dat ze scherper moet worden, meer daadkracht moet tonen. Aleandro staat alweer klaar voor de volgende aanval. Opnieuw komt hij dreigend op haar af en spreekt ditmaal de woorden: ‘God geeft helemaal niet om jou. Hij laat toe dat anderen je straffeloos beschadigen!’ Dit keer reageert Talihah sneller. Ze spreekt de woorden uit Deuteronomium 32 vers 4: ‘Hij is een rots, hij staat voor recht; alles wat hij doet is volmaakt. Trouw is God, rechtvaardig en zuiver, in hem is geen spoor van kwaad.’² Maar ze voelt dat ze het met te weinig overtuiging uitspreekt. Durft ze er wel volledig in te geloven? Haar gevoel, haar twijfel, maakt dat Aleandro nog steeds niet erg onder de indruk is. Aleandro kijkt haar doordringend aan voor hij de derde aanval inzet. Alsof hij probeert in te schatten of ze überhaupt nog een aanval zal afweren gedurende de training van deze dag. Talihah irriteert zich opeens aan het duel dat ze aan het voeren is. Het gevoel bekruipt haar dat ze maar een beetje aan het rotzooien is. Ze moet de trainingen serieus nemen, anders bereikt ze niets. Ze irriteert zich eraan dat ze zich zo lam laat leggen door de nare strijd in haar gedachten. Ze voelt woede omdat het haar zoveel leven ontneemt, haar zo onder druk zet. Ze knijpt haar ogen samen en tuurt naar de gestalte van haar leermeester. Nu zal ze het hem moeilijker maken. Ze kan zich toch niet steeds onderuit laten halen. Ze wil respect, geen etiket van lafheid. Aleandro komt op haar af en bestookt haar met de volgende leugens: ‘Waarom zou je nog strijden voor een beter leven? Wie zegt dat het beter kan worden, dat het echt ooit beter zal zijn? Kijk nou, hoe klein je bent. Je stelt niets voor! Wat denk jij te kunnen beginnen tegen een wereld als deze?!’ Talihah reageert razendsnel. Aleandro kan haar dit keer niet raken. Ze dwingt hem achteruit te springen door hem fel en vastbesloten de woorden uit Lucas 18 vers 27 voor te houden: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God!’³ De aanval van Aleandro mislukt en de voorrang gaat over naar haar. Aleandro staat nu in de rol van verdediger. Ze vervolgt de woorden die ze gesproken heeft met het uitspreken van een volgende waarheid, uit Filippenzen 1 vers 6. ‘Hij is dit goede werk in mij begonnen en hij zal dit ook voltooien!’⁴ Ze huilt en ze is moe, maar ze merkt ook hoe krachtig haar situatie nu veranderd is. De doodsheid die anders zo kenmerkend voor haar is verlamt haar niet nu niet. De rollen zijn omgedraaid. Zij straft de doodsheid af; de doodsheid niet haar. Aleandro trekt zijn schermvest recht en loopt glimlachend op haar af. Hij zegt: ‘Zo wil ik het zien! Je slingerde me helemaal naar de andere kant van de aardbol; ik hing als het ware nog maar aan het randje!’ ¹ Jer. 31:3b, NBV ² Deut. 32:4, NBV ³ Gebaseerd op Luc. 18:27, NBV ⁴ Gebaseerd op Fil. 1:6, NBV

Mix

Humor en pijn zijn beide ingrediënten van het leven dat we nu leiden Ze lijken tegenstrijdig maar het een biedt het ander soms wat tegenwicht

Speelgoed

Taal is net een gratis speelgoedwinkel. Iedere dag kan ik daar weer naar binnen gaan en de woorden kiezen waarmee ik dan weer spelen wil.