Training

‘Oké, Talihah’, roept Aleandro, ‘houd je schrap, de volgende training gaat beginnen!’
Talihah gaat klaar staan, houdt haar floret stevig vast en wacht met een licht gespannen blik op wat er komen gaat.
Al snel zet Aleandro de aanval in. Kalm en gecontroleerd komt hij op haar af. Ze hoort de woorden aan die hij uitspreekt: ‘Hé Talihah, wat doe jij hier eigenlijk? Wie denk je wel dat je bent om deel te nemen aan het leven? Er is niemand die om jou geeft. Je had al lang dood moeten zijn!’
Talihah voelt het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Versuft en duizelig probeert ze op een verdediging te komen. Aleandro weet precies haar zwakke plekken naar boven te halen. Hij kent de verborgen angsten die ze heeft. Ze weet dat hij dit doet om haar te leren deze aanvallen af te weren. Omdat ze anders niet deel kan nemen aan de strijd. Bij Aleandro kan ze nog oefenen, elders heeft ze daar niet de mogelijkheid voor.
Talihah fluistert de woorden uit Jeremia 31 vers 3: ‘Ik heb je altijd liefgehad en mijn liefde zal je altijd vergezellen.’¹ Ze is echter al te laat. Een aanval vraagt nu eenmaal om directe verdediging. Het is een kwestie van seconden. Aleandro had haar romp al meerdere keren kunnen raken. Ze weet dat ze scherper moet worden, meer daadkracht moet tonen.
Aleandro staat alweer klaar voor de volgende aanval. Opnieuw komt hij dreigend op haar af en spreekt ditmaal de woorden: ‘God geeft helemaal niet om jou. Hij laat toe dat anderen je straffeloos beschadigen!’ Dit keer reageert Talihah sneller. Ze spreekt de woorden uit Deuteronomium 32 vers 4: ‘Hij is een rots, hij staat voor recht; alles wat hij doet is volmaakt. Trouw is God, rechtvaardig en zuiver, in hem is geen spoor van kwaad.’² Maar ze voelt dat ze het met te weinig overtuiging uitspreekt. Durft ze er wel volledig in te geloven? Haar gevoel, haar twijfel, maakt dat Aleandro nog steeds niet erg onder de indruk is.
Aleandro kijkt haar doordringend aan voor hij de derde aanval inzet. Alsof hij probeert in te schatten of ze überhaupt nog een aanval zal afweren gedurende de training van deze dag.
Talihah irriteert zich opeens aan het duel dat ze aan het voeren is. Het gevoel bekruipt haar dat ze maar een beetje aan het rotzooien is. Ze moet de trainingen serieus nemen, anders bereikt ze niets. Ze irriteert zich eraan dat ze zich zo lam laat leggen door de nare strijd in haar gedachten. Ze voelt woede omdat het haar zoveel leven ontneemt, haar zo onder druk zet. Ze knijpt haar ogen samen en tuurt naar de gestalte van haar leermeester. Nu zal ze het hem moeilijker maken. Ze kan zich toch niet steeds onderuit laten halen. Ze wil respect, geen etiket van lafheid.
Aleandro komt op haar af en bestookt haar met de volgende leugens: ‘Waarom zou je nog strijden voor een beter leven? Wie zegt dat het beter kan worden, dat het echt ooit beter zal zijn? Kijk nou, hoe klein je bent. Je stelt niets voor! Wat denk jij te kunnen beginnen tegen een wereld als deze?!’
Talihah reageert razendsnel. Aleandro kan haar dit keer niet raken. Ze dwingt hem achteruit te springen door hem fel en vastbesloten de woorden uit Lucas 18 vers 27 voor te houden: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God!’³ De aanval van Aleandro mislukt en de voorrang gaat over naar haar. Aleandro staat nu in de rol van verdediger. Ze vervolgt de woorden die ze gesproken heeft met het uitspreken van een volgende waarheid, uit Filippenzen 1 vers 6. ‘Hij is dit goede werk in mij begonnen en hij zal dit ook voltooien!’⁴ Ze huilt en ze is moe, maar ze merkt ook hoe krachtig haar situatie nu veranderd is. De doodsheid die anders zo kenmerkend voor haar is verlamt haar niet nu niet. De rollen zijn omgedraaid. Zij straft de doodsheid af; de doodsheid niet haar.
Aleandro trekt zijn schermvest recht en loopt glimlachend op haar af. Hij zegt: ‘Zo wil ik het zien! Je slingerde me helemaal naar de andere kant van de aardbol; ik hing als het ware nog maar aan het randje!’

¹ Jer. 31:3b, NBV
² Deut. 32:4, NBV
³ Gebaseerd op Luc. 18:27, NBV
⁴ Gebaseerd op Fil. 1:6, NBV

Laat een reactie achter