IJzig

Onbewogen staat ze daar
Een ectomorf
Omhuld met een leren broek met plooiband
En een semi-transparante blouse
Van organza

Haar halflange haar
Perfect gestyled
De donkere ogen
In het rechthoekige gezicht
Enkel starend

Alsof ze niets anders doet
Alsof ze zo gebeiteld is
Opgetrokken uit marmer
Enkel gecreëerd
Als mysterieuze schoonheid

Ik wil vluchten
Maar mijn benen zijn te zwaar
Ik kan mij niet bewegen
En hoop dat het gewicht zo groot zal worden
Dat ik door de grond kan zakken

Bang

Elke dag, als ik mijn ronde door het dorp doe, leg ik snel een blaadje neer bij het standbeeld op het dorpsplein. Tijdens deze ronde ga ik langs de bakker voor wat brood, langs de drogist voor wat aardbeienzeep, langs de supermarkt voor nog wat andere boodschappen en soms nog langs de boekhandel voor een nieuw, groot schrift. Het is tussen mijn bezoeken aan de drogist en de supermarkt door dat ik even langs het standbeeld loop en mijn blaadje achterlaat. Een blaadje met een nieuw verhaaltje. Waarom ik dat doe? Dat doe ik omdat ik mevrouw Bang ben uit het dorpje Bingelberg. Ja, ik ben mevrouw Bang. Een klein, bedrijvig vrouwtje. Ik maak elke dag lekkere boterhammetjes klaar, poets de vieze kopjes schoon, schrob de trappen voor mijn huis en lees boeken. Boeken met allemaal avonturenverhalen. Of met gedichtjes. Of met plaatjes. Of met grapjes. Het maakt eigenlijk niet uit. Ik houd gewoon van lezen. Zelf heb ik ook een hoofd vol verhaaltjes. Het is soms net alsof ik een fonteintje in mijn hoofd heb waar allemaal verhaaltjes uit komen. Die verhaaltjes schrijf ik weleens op. Soms wel een paar per dag. Daardoor heb ik heel veel verhaaltjes in mijn huis liggen. Op een dag werd ik heel verdrietig. Omdat ik veel boeken lees en veel verhaaltjes geschreven heb. Omdat ik van verhaaltjes houd! Maar niemand de nieuwe verhaaltjes kent die ik geschreven heb… Dus trok ik op een dag mijn stoute schoenen aan. Kikkergroene schoenen met grappige strikjes. En dribbelde ik keurig weer door het dorp, van de bakker naar de drogist, maar niet van de drogist naar de supermarkt… Nee, ik liep van de drogist naar het standbeeld en van het standbeeld naar de supermarkt. En zo gaat het nu elke dag! Bij het standbeeld leg ik snel een blaadje neer, met een van mijn verhaaltjes. De wind neemt mijn blaadjes mee, en blaast ze naar allerlei plekken toe in het dorp. Af en toe vindt er iemand eentje. Dat heb ik weleens gehoord. Pas stond er zelfs een in de krant. Maar niemand weet dat de verhaaltjes van mij zijn. Want ik ben mevrouw Bang. Mevrouw Bang uit Bingelberg.

Puzilu

Puzilu is een afgelegen dorpje in een groot koninkrijk. Een ingedut dorpje waar mensen doen wat ze elke dag moeten doen en waar ze verder weinig idee hebben van wat er nog meer zou kunnen zijn. Elk jaar komt er een ruiter langs in het dorp. Elk jaar opnieuw. Niemand ziet er zo stoer uit als hij. Als hij binnenstormt, op de grote dorpsweg, blaast hij op een instrument en klinkt er opeens een geluid dat in de wijde omtrek te horen is. Een geluid dat je de rest van het jaar nooit hoort. En dan komt de boodschap die hij roept, terwijl hij drie keer op de grote dorpsweg heen en weer draaft: ‘Sta op, sta op, maak haast! De Koelioenen zijn onderweg! Pak je spullen bij elkaar en reis af naar een betere plaats!’ En dan rijdt hij weer weg. Iedereen kijkt naar hem, is verbaasd en onder de indruk van zijn optreden. Maar wanneer hij weg is gaat iedereen weer over tot de orde van de dag. Pojan, een jongen uit het dorp, begrijpt niets van wat er gebeurt. Hij denkt: waarom gebeurt er niets? Die ruiter zal toch niet zomaar komen? Moeten we niet gaan uitzoeken wat hij nou eigenlijk bedoelt? Maar hij durft het niet hardop te zeggen. Hij zegt niets, hij denkt alleen maar. En gaat dan ook maar verder met zijn dagelijkse bezigheden. Dit gebeurt zo elk jaar opnieuw. De jaren verstrijken. Pojan wordt groter. Hij wordt een grote jongen en uiteindelijk een jonge man. Op een dag gebeurt het opeens. Dat wat de ruiter had voorspeld. Nu ontdekken ze wie het zijn: de Koelioenen. Het is een heel gevaarlijk volk, dat uit een ver land komt. Een volk dat zich verplaatst heeft naar het koninkrijk waartoe Puzilu behoort. Ze zijn wreed en hebzuchtig. Ze willen alles afpakken van een ander. Het kan ze niet schelen hoe erg dat is. De ruiter heeft namens de koning geprobeerd de mensen te waarschuwen. Elke keer weer kwam hij helemaal naar Puzilu toe gereden. Maar de mensen in Puzilu geloofden niet in iets wat ze niet kenden of zagen. En dus deden ze niets. Alleen Pojan had zijn twijfels. Nu ze er zijn gaat alles kapot. Niemand is voorbereid. Niemand heeft veiligheid gezocht. Niemand heeft aan een goede bescherming gedacht voor het dorp. Er is helemaal niets. Iedereen probeert nu maar zoveel mogelijk hun eigen hachje te redden.